begrepen dat Hij de koning over alle koningen is en wij komen
Hem aanbidden en met geschenken huldigen.”
Zij waren geheel als in verrukking en in een spontaan, kinderlijk
en liefdedronken gebed smeekten zij het Jezuskindje henzelf met
alles wat van hen was, hun familieleden, hun landen en
onderdanen, hun have en goed, alles wat hun op aarde waardevol,
duurbaar en heilig was, onder zijn bescherming te nemen; zij
smeekten de nieuwgeboren koning hun harten en zielen, hun
denken en doen goedgunstig te aanvaarden en in bezit te nemen,
hen te verlichten en te besturen, hun alle deugden, vrede en liefde
te schenken, het enige wat de mens op aarde gelukkig kan maken.
Ootmoed en gloeiende liefde straalden uit hun houding en op hun
aangezicht; vreugdetranen rolden over hun wangen en baard; zij
waren overgelukkig, verzadigd van troost; zij konden wel geloven
zich hier te Bethlehem in de ster zelf te bevinden, waarnaar hun
ouders nu reeds meer dan 1000 jaren met zulk een standvastig
verlangen verzuchtend, hopend en biddend hadden uitgezien; nu
waren zij vervuld met al de blijdschap der uiteindelijke vervulling
van eeuwenoude beloften.
Zeer ootmoedig bedankend nam de Moeder Gods hun gaven aan;
eerst drukte zij haar gevoelens niet in woorden uit, doch een
simpele beweging, een klein gebaar onder de sluier vertolkte haar
ontroering en heilige vreugde. Het blote bovenlijfje van het
Kindje dat zij tegen zich in haar sluier gevat hield, straalde tussen
de vouwen de bezoekers zo hemels schoon en schitterend
tegen342. Tenslotte stamelde Maria toch enige vriendelijke
woorden van dank tot iedereen van hen en hield onder haar
toespraak haar sluier even opgelicht.
342 Jezus straalde. – Dit wijst nu reeds op een verschijnsel dat aan Jezus in
zijn openbaar leven soms waar te nemen was. In sommige omstandigheden
nam zijn uiterlijk een meer stralend voorkomen aan; zie de bemerking die wij
later hierover zullen maken in fasc. 13, nr. 438.
Fascikel 6
651
|