naar hier kwam (de meid was Anna zonder twijfel tegemoet
gegaan of gaan halen), is nog steeds bij de H. Maagd.
Toen de H. Familie nog in de geboortegrot huisde, verbleef deze
meid in de kleine grot ter zijde, doch nu Maria in de grot naast die
der geboorte is gaan wonen, slaapt die meid onder een afdak, dat
Jozef vóór de grot voor haar in orde gebracht heeft, terwijl Anna
en haar reisgezelschap nu in de geboortegrot gehuisvest zijn.
In het heilig huisgezin heerst nu een blijde stemming. Anna is
overstelpt van geluk. Maria legt haar zeer dikwijls het Kind Jezus
in de armen en laat het door haar verzorgen; tot nog toe zag ik niet
dat zij dit aan iemand anders toestond.
Jezus hoofdhaar is blond en kroes. Ik zag – wat mij ten zeerste
trof, maar in werkelijkheid niet zo zal geweest zijn – hoe Jezus’
haren in fijne, zuivere lichtstralen eindigden, die dooreen
schitterden. Ik geloof dat zij het haar van het Kind doen krullen,
want ik zie dat zij bij het wassen het hoofd van het Kindje
inwrijven, waarbij ze Jezus dan een manteltje omhangen; ik zie
telkens met welk een stichtelijke godsvrucht en eerbied de H.
Familie het Jezuskind vereert en hoe dit alles niettemin natuurlijk
en menselijk is en gewoonweg gebeurt; bij heilige en begenadigde
mensen is dit immers altijd het geval. Het Kind geeft ook blijk
van een liefde en aanhankelijkheid jegens zijn Moeder, zoals ik
dit bij zulke heel kleine kinderen nooit heb gezien.
Maria vertelde aan haar moeder van het bezoek der H.
Driekoningen, dat zij met alle bijzonderheden beschreef. Anna
was er diep door getroffen, dat God die mannen uit zo verre
landen tot het geloof en tot de kennis van het Kind der Belofte
had geroepen; zij beschouwde met diepe ootmoedigheid en
ontroering hun geschenken, die Jozef hier achter een scherm van
vlechtwerk in een gesloten holte van de grotwand verborgen had;
ze schenen haar als een belichaming te zijn van hun aanbidding;
zij hielp mee om veel daarvan uit te delen en om het overige goed
geordend te verpakken.
Fascikel 6
668
|