In die zin sprak Mensor tot Herodes.
Deze antwoordde hun dat er inderdaad een profetie bestond
betreffende Bethlehem-Efrata, die op iets dergelijks wees en met
hun visioenen in verband te brengen was. Vervolgens zei hij dat
zij zich konden verwijderen, doch geen opzien mochten baren. In
stilte en zonder tijd te verliezen konden zij op zoek gaan naar het
kind: “Gaat”, zei hij, “en als gij het na zorgvuldig zoeken
gevonden en aanbeden hebt, komt mij nauwkeurige inlichtingen
verschaffen, opdat ook ik het mijn hulde kan gaan bewijzen.”
Zonder van de opgediende spijzen iets aangeraakt te hebben,
gingen de koningen nu heen en daalden weer af naar hun herberg;
het was nog zeer vroeg in de ochtend, want vóór het paleis zag ik
de fakkels nog branden. Herodes hield zijn onderhandeling met
hen zo geheim, om in de stad gepraat en opschudding te
voorkomen. Ondertussen was de dag aangebroken en de
koningen maakten zich gereed om te vertrekken. Hun
medereizigers die zich bij de stoet aangesloten hadden en hem tot
Jeruzalem gevolgd waren, hadden zich reeds gisteren in de stad
verspreid.
Onrust van Herodes.
Herodes was in deze dagen vol wrevel en verbittering.
De toren wordt een grote stad, want de eerst zo kleine groep van Jezus’
volgelingen ontwikkelde zich tot een wereldkerk, tot de stad van God, die
eens zal overgaan in de eeuwige hemelse stad.
Hieraan kunnen wij nog het volgende toevoegen:
-
de regenboog wijst op de vrede tussen God en de mensen; hij werd door
Christus bewerkt; in deze vrede zal de mens kunnen volharden, dankzij
de Eucharistie, verzinnebeeld door de tarwearen en de druiven links en
rechts van de Maagd: wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft
eeuwig leven.
Men zie de tekening nogmaals na hiervoor.
Fascikel 6
631
|