Maatregelen tegen de H. Familie.
154.
Dinsdag 25 december. –
De engel had de koningen juist bijtijds gewaarschuwd, want de
overheid van Bethlehem had het plan ontworpen, hetzij op een
geheim bevel van Herodes, hetzij, wat ik eerder zou geloven, uit
verkeerde dienstijver, degenen uit het H. Driekoningengevolg die
te Bethlehem logeerden, heden gevangen te nemen; zij zouden in
de diepe kelders onder de synagoge worden opgesloten en als
onruststokers bij Herodes worden aangeklaagd.
Doch toen men hedenmorgen in de vroegte hun aftocht vernam in
de stad, hadden zij reeds Engedi bereikt; het dal waar zij
gekampeerd hadden, had zijn vroeger uitzicht hernomen,
behoudens enkele achtergebleven tentpalen en het platgetreden
gras; dit waren de enige tekenen van hun verblijf op die plaats.
Anders was alles in dit dal en deze omgeving rustig en eenzaam
zoals te voren.
Niettemin had het opdagen van zulk een karavaan groot opzien te
Bethlehem verwekt; vele burgers waren er spijtig om, aan Jozef
geen onderkomen verschaft te hebben. Betweters stelden die
oosterse koningen voor als avonturiers en dwepers, terwijl nog
anderen hun komst met het gerucht van de verschijningen aan de
herders in verband brachten. Daarom meenden de overheden in
Bethlehem – ik weet niet of zij het nu ook niet deden op bevel van
Herodes – voorzorgsmaatregelen te moeten treffen.
Hierop zag ik hoe alle stadsbewoners bijeengeroepen werden vóór
een gebouw; dit stond midden in de stad op een openbare plaats,
waar zich tussen bomen een bron (of vijver) nabij de synagoge
bevond. Een trap voerde omhoog naar dit grote huis en ik zag hoe
boven op de trap door iemand aan alle burgers die vóór het huis
op het plein vergaderd waren, een bekendmaking voorgelezen
werd. Hierbij werd verboden alle bijgelovige verzinsels en
fantastische geruchten in verband met die familie die zich even
Fascikel 6
664
|