160-161-162.
Kort nadat de zienster de indruk gehad had dat Anna iets meenam wat
haar toebehoorde en zij haar verwondering daarover had uitgedrukt,
had het volgende plaats, terwijl zij in helderziende toestand verkeerde:
“Anna heeft bij haar afreis”, zei zij, “een groot deel van de
geschenken der koningen meegenomen; het bestond hoofdzakelijk
uit stoffen; veel daarvan is in het bezit van de ontluikende Kerk
gekomen en overblijfselen (of relikwieën) zijn tot heden toe
bewaard gebleven.
Een stukje van het dekkleed, waarmee het presenteertafeltje
belegd was, waarop zij hun geschenken plaatsten, en ook van een
hunner mantels, bevinden zich onder mijn relikwieën.”
Hier is het nodig de volgende tussennota te lezen.
Het is de verkorting van een veel langer nota die Brentano hier
plaatst, maar deze samenvatting bevat het wezenlijke.
Men begrijpe de uitdrukking ‘mijn relikwieën’.
Ten gevolge van de verwoesting van vele kerken en ook ten gevolge
van de zorgeloosheid en van het gebrek aan geest van geloof bij vele
priesters en christenen in die tijd, waren vele relikwieën en heilige
voorwerpen van onschatbare waarde verloren gegaan, verspreid en
zoek geraakt of zelfs in de handen van leken, of wat nog erger is, bij
marktkramers en sjacheraars terecht gekomen.
K. nu bezat in de hoogste mate de gave om gewijde voorwerpen van
profane te onderscheiden, echte relikwieën van valse, enz. Ware
relikwieën herkende zij niet alleen als zodanig en heilig, maar zij zag
tevens van waar en van wie deze heilige overblijfselen waren, kende
hun geschiedenis en wisselvalligheden en kon ook, althans in grote
trekken, het leven der heiligen van wie ze waren, verhalen.
Zo hadden Brentano en andere vrienden van de zieneres vele van die
verdwaald geraakte schatten in hun bezit gekregen, verzameld en bij
haar gebracht. Haar buitengewoon zielsbestuurder, deken
Overberg, had haar twee kasten bezorgd met relikwieën, die uit
Fascikel 6
680
|