Nadat de koningen met hun gezellen de grot weer verlaten hadden
en naar hun tent teruggekeerd waren, traden nu eindelijk hun
dienaren binnen. Dezen hadden ondertussen de tent opgeslagen,
de dieren ontladen, alles op zijn plaats gebracht en daarna tot nu
toe met alle ootmoed en geduld buiten de deur op hun beurt
gewacht.
-
mirre de sterfelijkheid, het zoenlijden, de dood.
Als balsemmaterie wijst de mirre ook op het bewaard-blijven na de dood,
op de onsterfelijkheid.
Vandaar deze lapidaire uitspraak van Juvencus: “Zij offeren goud, wierook
en mirre aan de koning, aan God, aan een mens.”
De liturgie van het feest der H. Driekoningen kent er dezelfde betekenissen
aan toe:
“Zij offerden
-
goud aan de machtige koning,
-
wierook aan de ware God en
-
mirre voor zijn begrafenis.”
***
De uitnodiging van de Wijzen naar de kribbe verzinnebeeldt de roeping van
de heidenen tot het geloof.
Daarom moeten wij de koningen als onze stamvaders in het geloof
liefhebben en vereren. Dit moeten wij doen vooral ieder jaar op hun feest,
maar dan ook God bedanken voor onze eigen uitverkiezing en roeping tot
het kindschap van God.
Met de Wijzen moeten wij aan Christus goud, wierook en mirre aanbieden.
a) Goud.
Door het leiden van een leven van liefde, onderdanigheid en
gehoorzaamheid aan Gods wil en Christus’ Evangelie.
Hierdoor erkennen wij Hem als de koning onzer harten.
b) Wierook.
Door vast te geloven aan Jezus’ Godheid en door dit geloof om te zetten
in akten van aanbidding, dankzegging, verzoening en smeking.
c) Mirre.
Door onze smarten, vernederingen, droefheden, enz. te verenigen met
die van Christus.
Fascikel 6
653
|