6 januari. –
Heden in de namiddag zag ik de H. Maagd, vergezeld van haar
moeder, die het Jezuskind droeg, uit Anna’s huis naar het huis van
Jozef in Nazareth trekken. De weg die een half uur lang is, loopt
tussen heuvels en tuinen en is buitengewoon aangenaam (zie fasc.
1, nr. 15, voetnoot 33).
Anna zendt uit haar woning levensmiddelen naar Nazareth voor
Jozef en Maria. O, hoe zielroerend is de verhouding en
verstandhouding in de H. Familie; Maria is er als een moeder en
tegelijk de onderdanigste dienstmeid van het heilige Kind.
Tegenover Jozef gedraagt zij zich als een nederige dienstmeid.
Van zijn kant is Jozef voor haar als de trouwste vriend en
allerootmoedigste dienaar (zie fasc. 3, nr. 79, voetnoot 182).
Wanneer de H. Maagd het Kindje Jezus als een hulpeloos Wicht
aldus draait en keert, o hoe ontroerend is dat!
Wanneer ik dat zie en bedenk dat het de barmhartige God is, de
Schepper van hemel en aarde, die zich aldus uit liefde laat keren
en wenden, o hoe afschuwelijk blijken dan die mensen te zijn, die
voor zulk een liefde ongevoelig blijven en onverschillig en
verstokt hun hart ervoor gesloten houden!
e) De mantel over het hoofd geslagen. – “In warm weer dragen de huidige
bedoeïenen hun mantel of wit overkleed op de arm; in guur weer hangen
ze hem om de schouders en in regenachtig weer trekken ze hem op het
hoofd.” (Dubois).
Vaak treft men bij K. aan dat Christus en de Apostelen in regenachtig
weer een sjaal, d.i. hals- of schouderdoek op het hoofd trekken
(b.v. fasc. 10, nr. 248, einde).
Fascikel 6
710
|