en bad Hem om de genezing van haar man. Jezus ging met haar
in de kamer van de zieke; hij lag op zijn legerstede geheel
ingehuld; hij was waterzuchtig en aan zijn ene zijde geheel
verlamd.
Jezus groette hem en sprak hem liefdevol toe;
de man was zeer ontroerd en minzaam, maar kon zich niet
oprichten. Jezus bad, raakte hem aan en gaf hem de
hand. Aanstonds richtte de man zich op en deed een ander
kleed aan, verhief zich van zijn bed en wierp zich met zijn vrouw
voor Jezus neer. De Heer vermaande en zegende hen en
beloofde hun nakomelingschap. Hierop trad Hij met de
man en de vrouw uit de kamer tot de verzamelde huisgenoten, die
zich over deze genezing bovenmate verheugden; ze werd echter
heden nog niet bekend gemaakt.
814.
Jezus en de leerlingen ontvingen hier een verversing en Issakar
nodigde de Heer uit om met al de zijnen heden nacht bij hem te
herbergen en na de synagoge de maaltijd bij Hem te komen
nemen en Jezus nam dit aan.
Hij begaf zich hierop naar de synagoge en leraarde,
maar op het einde begonnen de Farizeeën en Sadduceeën met
Jezus te twisten. Hij was, naar aanleiding van
Abrahams huwelijk met Ketura, dat Hij verklaarde,
begonnen te spreken over het huwelijk in het
algemeen, ik weet niet meer duidelijk wat.
De Farizeeën meenden dat Ketura meer deel aan Abraham had
moeten hebben406. Zij brachten ook het huwelijk van Issakar met
406 Deelhebben aan of met iemand. – Is een Bijbelse uitdrukking, ook door
Jezus gebruikt: non habebis partem mecum (Joa. 13, 8), die wijst op
eenheid, verbondenheid in wezen, gezindheid en handelen, ondernemen en
bezitten.
Wij delen in Jezus‘ verdiensten, genaden en hemelse goederen, waarvan wij
medebezitters zijn, mede-erfgenamen; we vormen één lichaam, één geest.
Fascikel 19
1430
|