Salome ter sprake en keurden het onvoorwaardelijk af als
onzinnig, omdat zulk een zieke oude man een jonge vrouw
trouwde.
Jezus antwoordde dat deze mensen uit
gehoorzaamheid aan de Wet getrouwd waren en Hij
vroeg hun hoe zij, die zo streng op de Wet gesteld
waren, hen over die wetsgetrouwheid konden laken.
Zij stelden de tegenvraag hoe Hij hier in dit geval een vervulling
van de Wet wilde zien, aangezien zulk een ziek man, reeds boven
de jaren, geen vrucht meer kon hebben en bijgevolg de Wet niet
kon vervullen; hun omgang moest dus noodzakelijk ontaarden in
een louter ergerlijke minnehandel.
Jezus echter antwoordde hun: “Zijn geloof heeft hem
de vrucht bewaard.” Voorts vroeg Hij hun of zij aan
Gods almacht grenzen wilden stellen? Of deze zieke
uit vleselijke lust of uit gehoorzaamheid aan de Wet
dit huwelijk gesloten had? “Indien hij,” vervolgde
Jezus, “op God betrouwd heeft en geloofd heeft dat
God hem kan helpen (genezen en vrucht geven), dan
heeft hij opperbest gehandeld; maar niet DIT is de
oorzaak van uw misnoegdheid en kritiek, gij hebt
gehoopt dat die familie zonder erfgenamen
uitsterven zou en dat hun nalatenschap in uw
handen terecht zou komen.”
Ook noemde Hij nog vele andere deugdzame mensen,
wier geloof met nakomelingschap beloond geworden
Dezelfde of verwante uitdrukking treft men nog aan in de nrs. 803, 804, 810,
816, 1765; cfr. Hand. 8, 21; II Kor. 6, 15.
De afstammelingen van de door de Farizeeën verdedigde Ketura behoorden
niet tot het uitverkoren volk van God, dat van Sara stamde;
wel kregen zij van Abraham bestaansmiddelen, doch zij waren geen
erfgenamen en hadden geen recht op de beloften.
Fascikel 19
1431
|