821.
4 november. –
In alle vroegte kwamen heden morgen in de herberg enige
bewoners van Soenem, dat een uur ten oosten van hier ligt, en
baden Hem dringend morgen toch tot hen te komen: hun kinderen
waren zwaar en gevaarlijk ziek, ach! indien Hij hen toch wilde
komen genezen; zij hadden reeds vroeger – helaas! tevergeefs! –
op Hem gewacht.
Jezus antwoordde hun dat Hij nu niet kon komen,
daar Hij verwacht werd door anderen, maar dat Hij
leerlingen tot hen zou zenden. De gekomenen
antwoordden dat zij dit niet vertrouwden, want er waren reeds
enige van zijn leerlingen bij hen geweest en hun proef om hen te
genezen was mislukt, zij verzochten Hem dus zelf te komen;
Jezus wekte hen op om nog wat geduld te hebben en zij
verlieten Hem.
Nu ging Jezus met de leerlingen naar Endor. Aan de weg van
Dotan naar Endor liggen 2 bronnen van Jakob waar zijn kudden
gingen en hij was daarover keer op keer in onenigheid en strijd
met de Amorieten. Eindelijk wilden zij hem ook verdrijven uit
het landgoed in Samaria dat het bijzonder erfdeel van Jozef werd
(fasc. 18, nr. 794). – Jezus was daar onlangs. – Jakob hield voet
bij stuk en zij beslechtten het geschil door een wedstrijd. Jakob
overwon en sloot met hen een overeenkomst (Gen. 48, 21-22).
Bij Jizreël vóór Endor heeft Lazarus een veld (of hofstede, reeds
genoemd in nr. 529 en dus te onderscheiden van zijn groot
landgoed bij Ginea).
Joakim en Anna hadden een veld een uur ten noordoosten van
Endor, tot waar Anna Maria uitgeleide deed, toen zij naar
Bethlehem ging (cfr. fasc. 4, nr. 105, voetnoot 223).
Uit dit weideveld gaven zij Jozef nog een ezelin mee, die los en
vooruitliep. Joakim en Jozef hadden ook een veld(weiden) dicht
Fascikel 19
1444
|