Marta en een der andere vrouwen kwamen gisterenavond
Magdalena tot halfwege Gabara met een ezel tegemoet; zij hadden
van Gabara omtrent een uur.
Ik zag nu gisterenavond en hedennacht Magdalena en de H.
Vrouwen tezamen. Ook Maria sprak met Magdalena; deze
vertelde over Jezus’ preek en de beide andere vertelden aan
Maria, Magdalena’s zalving en Jezus’ woorden.
Ik zag de H. Vrouwen op en neer wandelen en met elkander
spreken, maar Magdalena was meest gezeten. Allen baden haar er
om, voortaan zonder uitstel bij hen te blijven of ten minste voor
enige tijd naar Betanië mee te gaan; maar zij antwoordde dat zij
volstrekt eerst naar Magdalum moest om haar huiszaken te
regelen, en dit bedroefde al de H. Vrouwen. Overigens kon zij
niet uitgesproken komen over haar gevoelens en verandering,
over Jezus’ heerlijkheid, macht, goedheid, zachtmoedigheid en
wonderen; zij voelde dat zij zich aan Hem moest hechten, Hem
volgen, dat haar tegenwoordig leven Hem onwaardig was en ook
haarzelf, dat zij zich hij de H. Vrouwen aansluiten moest.
Bovendien was zij zeer nadenkend en ingetogen geworden; zij
brak herhaaldelijk in tranen uit, maar het was haar nu ook lichter
en ruimer om het hart. Toch liet ze zich niet overhalen en keerde
met haar dienstmeid naar Magdalum terug. Marta vergezelde
haar een eindweegs en voegde zich dan weer bij de H. Vrouwen,
die naar Kafarnaüm terugkeerden.
Ik vrees dat Magdalena nog eens zal hervallen, want ik zag ze
later zo hovaardig en verbitterd met Marta naar een sermoen van
Jezus op een berg bij Dotaïn komen, waar ze bekeerd werd; zij is
groter en schoner dan de overige vrouwen. Ook Dina, de
Samarietin is schoon, maar veel werkzamer en handiger dan
Magdalena; zij is zeer levendig, vriendelijk, altijd en overal
dienstvaardig, als een vlijtige, verstandige, toegewijde dienstmeid
en bovendien is zij zeer ootmoedig.
Fascikel 19
1526
|