Cyrinus zei ondermeer tot de Heer dat hij de nietigheid en
valsheid van de afgodendienst reeds lang had ingezien en een
Jood had willen worden, maar dat één punt hem daarvan
weerhield:
het was de besnijdenis die hem een onoverwinbare afschrik
inboezemde. Hij vroeg Jezus of het dan niet mogelijk was zonder
de besnijdenis tot de zaligheid te komen?
835.
Jezus sprak zeer diepzinnig en vertrouwelijk met hem
over dit mysterie en zei dat hij zijn zinnen moest
besnijden van vleselijke lust, zijn hart en zijn tong
van ondeugden (cfr. Deut. 10, 16; 30, 6; Rom. 2, 29), en
zich te Kafarnaüm moest laten dopen.
Hierop vroeg Cyrinus Jezus waarom Hij dit niet openlijk leerde,
daar hij geloofde dat zich dan vele heidenen, die zulks
verlangden, zouden bekeren.
Doch Jezus wedervoer dat men Hem zou doden,
indien Hij dit tot de blinde Joden moest zeggen, en
dat Hij daarom vermeed de zwakken te ergeren. Ook
zouden daaruit allerlei sekten kunnen ontstaan en
zo dient vooralsnog deze wet tot een beproeving en
een offer voor vele heidenen. “Nochtans,” zo voegde
Jezus er aan toe, “nu het Rijk nadert en het Verbond
dat tot teken de besnijdenis in het vlees heeft, ten
einde loopt, moet deze vleselijke besnijdenis plaats
maken voor die van het hart en de geest.”
De man ondervroeg Jezus nog nopens de doeltreffendheid van de
doop van Joannes. Hierover zegde Jezus iets wat ik niet
meer weet.
Verder vertelde Cyrinus dat vele mensen op Cyprus naar Hem
verlangden en hij betreurde het dat zijn 2 zonen, wier deugd hij
overigens prees, zo grote vijanden waren van het Jodendom.
Fascikel 19
1480
|