Jezus ging ‘s avonds met de leerlingen op de berg Tabor om er
een leerrede te houden, waartoe een hele menigte mensen
uitgenodigd waren; het woord dat Hij in de maneschijn
tot hen richtte, duurde tot diep in de nacht (vóór 2
dagen was het volle maan).
Op de zuidoostzijde van de Tabor ligt een spelonk met een kleine
tuin, waar zich de profeet Malakias dikwijls opgehouden heeft; en
ook boven op de Tabor is een spelonk met een tuin, waar zich
Elias met zijn leerlingen opgehouden heeft, zoals op de Karmel.
Ik heb beide plaatsen gezien; het zijn bidplaatsen voor deugdzame
Joden421.
829.
Nabij de Tabor, op de noordzijde, veel hoger en dichter bij de
berg dan Dabrat, ligt de STAD Tabor en hiervan is het dat de berg
zijn naam heeft422.
421 Tabor: bidplaats. – De H. Petrus noemt hem een heilige berg, als was
deze benaming hem eigen en door iedereen gekend.
Dit zou, volgens K.‘s zeggen in nr. 834, het gevolg zijn van het oponthoud
aldaar van de profeten Elias en Malakias. Elk hadden zij er hun spelonk:
-
Elias boven op de hoogvlakte, nu bevat in het eigendom van de Grieken,
-
Malakias in de zuidoosthelling.
Beide plaatsen zijn door het teken van grot aangeduid op het kaartje ‘Ligging
van Dabrat’.
De inlanders noemen de berg nog ‘djebel et-Tur’, d.i. ‘berg bij
uitnemendheid’ of ‘berg der bergen’, ‘heilige berg’;
naam die de muzelmannen ook geven aan:
-
de Gerizzim,
-
de olijfberg en
-
de Sinaï (cfr. fasc. 9, nr. 212, voetnoot 12).
422 Stad Tabor. – Ze is genoemd als levietenstad in I Kron. 6, 77.
In de omgeving door K. aangeduid, nl. ten noorden van de plaats der
gedaanteverandering, niet meer op de hoogvlakte van de berg, maar een
heel eind verder en op een veel lager niveau bestaan de resten van een
aanzienlijke stad.
Fascikel 19
1466
|