12. En alle volken zullen u gelukkig prijzen, omdat gij een land van welbehagen zijt, zegt de
HERE der heerscharen.
Het onderscheid tussen de rechtvaardige en de goddeloze
13. Vermetel zijn uw woorden over Mij, zegt de HERE. En dan zegt gij: Wat hebben wij dan
onder elkander over U gesproken?
14. Gij zegt: Nutteloos is het God te dienen; wat gewin geeft het, dat wij zijn geboden
onderhouden en dat wij in rouw gaan voor het aangezicht van de HERE der heerscharen?
15. En nu, wij prijzen de overmoedigen gelukkig; niet alleen worden zij gebouwd, terwijl zij
goddeloosheid bedrijven, maar ook verzoeken zij God, en ontkomen.
16. Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De HERE
bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven,
ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden.
17. Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der heerscharen, op de dag die Ik bereiden
zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient.
18. Dan zult gij tot inkeer komen en het onderscheid zien tussen de rechtvaardige en de
goddeloze; tussen wie God dient, en wie Hem niet dient.
***
Maleachi 4
De dag des HEREN
1. Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die
goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken – zegt
de HERE der heerscharen – welke hun wortel noch tak zal overlaten.
2. Maar voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing
zijn onder haar vleugelen; gij zult uitgaan en springen als kalveren uit de stal.
3. Gij zult de goddelozen vertreden, want tot stof zullen zij zijn onder uw voetzolen op de dag
die Ik bereiden zal, zegt de HERE der heerscharen.
4. Gedenkt de wet van Mozes, mijn knecht, die Ik hem op Horeb geboden heb voor gans Israël,
inzettingen en verordeningen.
5. Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt.
6. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun
vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Hij voorspelde ook dat de genade hen zou verlaten en
naar de heidenen overgaan (cfr. Mt. 8, 11; 21, 43).
Hij richtte het woord tot de leerlingen, eiste van hen
getrouwheid en geduld, uithouding en volharding
en kondigde hun aan dat Hij hen tot alle volken zou
zenden om aan allen de zaligheid te verkondigen.
Hij waarschuwde hen om het niet met de Farizeeën,
noch met de Sadduceeën, noch met de Herodianen te
Fascikel 19
1511
|