Ontelbare mensen waren daar reeds in het rond gelegerd en velen
hadden met ezels spijzen naar boven gebracht. Zieken van alle
aard werden naar boven gedragen en gevoerd en in afdelingen,
overeenkomstig de aard van hun ziekte, op verschillende plaatsen,
nader of verder neergezet; er waren lichte tenten of ook loofhutten
voor hen opgericht, die schaduw verleenden. Er waren leerlingen
van Jezus op de berg, die de mensen met liefde en voorkomendheid
hun plaats aanwezen, die ze rangschikten en op alle wijzen
hielpen.
Om de leerstoel was een halfcirkelvormige muur, doch de ruimte
binnen de muur was geen diepe kom, was niet uitgediept. Boven
de leerstoel was een dak en hier en daar waren tenten boven de
toehoorders gespannen.
Magdalena en de vier vrouwen hadden op enige afstand een
gemakkelijke zitplaats op de hoogte; de vrouwen zaten tezamen.
Jezus kwam met de leerlingen om 10 uur boven op de berg aan.
De Farizeeën, Herodianen en Sadduceeën vergezelden Hem en
Jezus beklom de leerstoel, terwijl de leerlingen aan de ene zijde
en de Farizeeën aan de andere zijde binnen de kring van de
halfronde muur plaats namen.
Er werden in de toespraak meerdere rustpozen
gehouden, waarin de mensen met elkaar van plaats
verwisselden en een andere groep nader tot de leerstoel trad.
Vele gedeelten van zijn boetprediking herhaalde
Jezus voor de nieuwe groepen toehoorders en in zijn
onderbrekingen namen de mensen en ook Jezus een kleine
verversing; men bood Hem brood aan en reikte Hem drank toe.
De rede die Jezus hield, was een van de scherpste en
geweldigste die Hij ooit heeft gedaan. Nog eer Hij
bad, aanstonds in het begin, waarschuwde Hij de
“De heuvelhellingen ten noordwesten van Tiberias gaan terrasgewijze
omhoog, s’étagent par paliers.” (Guide bleu, 206 en 218; zie ook D.B.
Béatitudes).
Fascikel 19
1508
|