In het begin van zijn weg had Hij rechts een stad in het oosten, ik
meen Jafia, en links in het westen een andere ten noorden van de
stad Tabor en er tegenover. Ik meen dat daar de berg van een
broodvermenigvuldiging is. (Bedoeld zal zijn de broodberg uit
nr. 997, zie kaartje ‘Ligging van Dabrat’ hierna).
Gischala ligt op een hoogte, doch lager dan de hoogte waarop
Betulië ligt (225 m tegen 541 m of 350 m). Ook Holofernes heeft
hier (bij Gischala) gelegerd, maar deze stad bestond toen nog niet,
doch slechts een groep huizen.
Gischala is nu een vesting vol vreemde, heidense soldaten, die ik
voor Romeinen houd. Maar Herodes moet ze bezoldigen.
De Joden wonen hier in een klein stadje een half kwartier vóór de
vesting. Gischala gelijkt helemaal niet op andere steden.
Disparaat staketselwerk, als om paarden aan te binden, omgeeft
enige pleinen en gebouwen, en daar omheen zijn kringvormig
enige op zichzelf staande torens van afstand tot afstand geplaatst;
deze hebben verdiepingen en zijn met muren omgeven; in ieder
van die torens kan zich een afdeling soldaten verdedigen.
Tegen de vier zijden van een van die torens waren zuilengangen
aangebouwd en het aldus omringde gebouw was de heidense
Hierheen wijzen ALLE aanduidingen van K., die zo klemmend zijn dat er
geen plaats overblijft voor verdere twijfel.
Zo b.v. te Gischala heeft men niet ver vóór zich het gebergte van Bethulië
het huidige gebergte Toeran.
K. vermeldt er een synagoge; te Sjadjarah werd er ene opgegraven.
Op zichzelf alleen is dit natuurlijk niet doorslaggevend, dit weet ik ook.
Wat een vereenzelviging met Djis in Opper-Galilea betreft, uit Flavius
Josephus is op te maken dat Gischala in Beneden-Galilea gelegen was.
Wetenschappelijk is de ligging onbekend.
Door de H. Hiëronymus is ons de traditie bewaard dat de ouders van Paulus
en Paulus zelf van Gischala afkomstig waren. Nadat de Romeinen de stad
veroverd hadden, weken zij uit naar Tarsus in Cilicia.
Van Gischala afkomstig was ook Jan van Gischala die in de joodse oorlog
een aanvoerder was van een der drie grote joodse partijen in de belegering
van Jeruzalem; hij was een vijand en belager van Flavius Josephus geweest
en deze beschrijft hem met felle kleuren als een aartsmisdadiger.
Fascikel 19
1483
|