819.
Issakar heeft in Dotan milde uitdelingen gedaan; hij heeft ezels
met allerhande voorraad naar de herbergen der Gemeente
gezonden. De reeds oude reisvoorraad van spijs en drank van de
leerlingen heeft hij door verse en betere laten vervangen; hij
voorzag hen ook van tafelbekers, zoals die te Kana waren, en van
platte kruiken van wit materiaal, met ringen, waarbij zij die op
hun reis op zich konden hangen. De stoppen waren als een soort
van stevig samengeperste zwam; er was een verkoelend vocht en
ook balsem in; hij gaf aan ieder leerling ook een hoeveelheid geld
voor de armen en voor allerhande andere noodwendigheden.
Judas keerde, gelijk vele andere leerlingen, van hier naar huis
terug. Jezus hield er slechts 9 bij zich, dit waren:
- Tomas,
- Jakobus de Mindere,
- Judas Barsabas,
- Simon Taddeüs,
- de kleine Kleofas (Natanael),
- Manahem,
- Saturninus en twee andere.
Eerst na Jezus’ afreis ging het praten, lasteren en schimpen van de
Farizeeën onbeteugeld zijn gang; zij zeiden tot de hier verzamelde
arme, onwetende mensen: “Men ziet wel wie Hij is; Hij heeft zich
door Issakar rijk laten begiftigen; zijn leerlingen zijn samengerot
lui volk, dat hij op andermans kosten overdadig laat eten en
slempen. Indien er een greintje eergevoel of deugd in Hem was,
dan zou Hij thuis blijven en zijn Moeder onderhouden. Zijn vader
is een arme timmerman geweest, maar Hem stond het eerlijk
handwerk niet aan. Nu reist Hij rond en zaait het hele land door
overal onrust.”
Onder het uitreiken van aalmoezen herhaalde Issakar
gedurig: “Neemt het voor lief; neemt het maar aan! Het is u
Fascikel 19
1440
|