| 
            
            verbitterd, toen de waarde van Magdalena’s zalf hem niet in
            handen kwam (cfr. Joa. 12, 4-6).
            Op Jezus’ laatste loofhuttenfeest begon hij zich zonder inwendige
            weerstand op de boze zijde te werpen. Wanneer Hij Jezus voor
            geld verried, verwachtte hij niet dat Jezus gedood zou worden,
            maar dat Hij weer zou vrijkomen (ontsnappen): zijn oogmerk was
            alleen het geld in handen te krijgen: hij is voor mij steeds de
            oorzaak van de smartelijkste droefheid geweest.
            Hier in Iskariot was Judas zeer dienstvaardig en behulpzaam; hij
            voelde zich hier te huis. Zijn oom, de leertouwer Simon (Simeon)
            ontving Jezus en de leerlingen reeds vóór het dorp, waste hun
            voeten en bood hun de verversing aan. Het is een werkzaam en
            flink man; Jezus kwam met de leerlingen in zijn huis; ik heb er
            vrouw en kinderen en dienstpersoneel gezien; het is, meen ik, zijn
            familie.
            Jezus ging naar de andere (de oost-)zijde van het dorp; op een
            effen vlakte was daar een soort lusthof; daar stonden ook nog
            loofhutten overeind, alle dorpelingen waren er verzameld en
            Jezus verhaalde in zijn toespraak de parabel van de
            zaaier met de verschillende zaaigrond en
            vermaande de inwoners, waarvan velen zijn lering op de
            berg gehoord hadden, zijn woord in een goede grond te
            ontvangen.
            Hij nam ook nog al staande met de leerlingen en de familie een
            kleine maaltijd en de bejaarde Simon bad Jezus nogmaals zelf dat
            Hij Judas, zijn neef, over wie hij vol lof was, deel zou laten
            hebben aan zijn lering en Rijk. Jezus antwoordde hem op
            juist dezelfde wijze als aan Judas zelf: “Hieraan deel
            te nemen staat eenieder vrij, die zijn deel niet wil
            afstaan aan een ander.”
            Jezus deed hier geen genezingen; hun zieken had Hij
            reeds op de berg bij Meroz genezen.
            Fascikel 19
            1422
             |