hij wilde Hem volgen en zijn wil en verlangens volbrengen; hij
was door zijn prediking en de wonderen, die hij van Hem gezien
had, overtuigd geworden; hij geloofde dat alles waar was wat
Joannes en zij die hij onder zijn leerlingen kende, over Hem
gezegd hadden. Hij bad Hem nu hem aan zijn Rijk deel te laten
nemen.
Jezus antwoordde dat Hij hem kende407 en geweten
had dat hij tot Hem zou komen, maar Tomas wedervoer
dat dit niet mogelijk was, aangezien hij te voren nooit aan zulk
een stap had gedacht. “U moet weten, betoogde Tomas, dat ik
van nature geen vriend van afzondering ben en eerst nu heb ik dit
besluit genomen, omdat ik door uw wonderen overtuigd
geworden ben.”
Jezus antwoordde hem: “Je spreekt als Natanael; je
houd je voor wijs en raaskalt; moet de tuinier niet de
bomen van zijn hof, de wijngaardenier niet de
druivenstammen kennen? En zal hij een wijnberg
aanleggen en de arbeiders niet kennen, die hij
daarin te werk wil stellen?” Hij voegde er nog een
gelijkenis aan toe van het niet plukken van vijgen op
doornen.
Leerlingen van Joannes bij Jezus.
Ook hadden hier 2 leerlingen van Joannes, door hun meester tot
Jezus gezonden, een onderhoud met Hem. Te Meroz waren zij
407 Jezus kende Tomas. – Dezelfde uitdrukking gebruikte de Heer, wanneer
Hij Bartolomeüs de eerste keer ontmoette: “Ik ken hem; hij zal Mij
volgen; Ik zie goeds in hem.” Op die plaats, fasc. 13, nr. 460, tekenden
wij aan dat de term ‘kennen’ in de Bijbel de gedachte insluit: ‘tevens
beminnen, toegedaan zijn’.
Het tegenovergestelde heeft men in onze taal: niet kennen = niet zien staan,
onverschillig zijn, uit de hoogte met een minachtend oog bezien.
Fascikel 19
1434
|