een zoon van een der oudste broers van Jozef, Jezus’
voedstervader419.
828.
Deze broer van Jozef heette Elia; hij had 5 zonen waarvan één,
die de naam Jesse draagt, hier woont en die nu ook reeds een
bejaard man is; zijn vrouw leeft nog en zij hebben 6 kinderen, 3
zonen en 3 dochters.
Twee van de zonen zijn reeds 18 tot 20 jaren; zij heten Kaleb en
Aäron. Hun vader bad Jezus hen tot leerlingen aan te nemen en
419 Dabrat = Kafar Tavor. - Om de ligging van Dabrat te vinden, moeten wij
met al K.’s gegevens rekening houden.
Uit Jos. 19, 12 weten wij dat het een grensstad van Issakar was. Wij slaan
de nagel op de kop, wanneer wij Dabrat vereenzelvigen met het huidige
Kafar Tavor (Tabor). Een aandachtige blik op het kaartje hiervoor
rechtvaardigt K.‘s aanduidingen op de vorige blz.
De vroegere naam Khirbet Masha wijst er op dat hier de resten liggen van
een oude stad. Op onze grote kaart 2, ziet men dat het een grensstad was.
Hiervoor ziet men hoe de stad bestond uit twee delen aan beide zijden van ‘t
begin van een riviertje.
-
De westelijke helft is weer een stadje geworden,
-
terwijl ruïnes meer het oostelijke gedeelte kenmerken.
Opmerking verdient de uitdrukking van K. ‘aan de voet van de Tabor’,
hoewel de heuvel, waarop ze ligt, aanzienlijk is (114 m), maar toch gebruikt
Guide bleu, blz. 225 dezelfde uitdrukking: “Het stadje ligt aan de voet van de
Tabor en beheerst zeer ver de streek.”
Dit beantwoord ook aan deze woorden van K.: “De stad heeft uitzicht over
de hoogvlakte Saron recht naar het gewest waar de Jordaan uit het Meer
komt.”
Van het stadje Saron dat nog bestaat (zie kaart op einde nr. 826) kreeg heel
dit district zijn naam.
De Tabor is, met zijn niveau van 562 m, 448 m hoger dan Dabrat.
Het kaartje hierboven toont ook hoe de stad, althans gedeeltelijk, in een
bocht ligt van de eerste hoogte ten oosten van de Tabor.
”De stad heeft nog een voorheuvel van de Tabor achter zich”, zegt K.
De kennis van meer bijzonderheden zou nodig zijn om te weten wat zij juist
hiermee bedoelt en om aan te tonen dat haar mededeling klopt.
Fascikel 19
1464
|